23 September 2019 – Een dag om bij stil te staan. De nacht was nat, stormachtig en onrustig. Vandaag loop ik om, ga over een berg en val bij de afdaling.
Bijtijds op
’s Nachts loeit de wind om de Ryokan. De ruiten rinkelen in de sponningen en ik slaap onrustig. Ik sta op en ontbijt om half zeven, zodat ik voor zeven uur al buiten sta om op weg te gaan. Ik heb er zin in en kijk uit naar mijn bezoek aan tempel 44.
Zware wind en regen
In de wind en regen ga ik op weg. Gelukkig lijkt het vandaag mee te vallen met de regen op het traject. Ik volg de weg en loop daarmee een stuk om en hoop daarmee risico’s op de bergpaden te voorkomen. Twee keer stop ik onderweg om te rusten en wat te eten bij een konbini. Rond het middaguur kom ik aan bij tempel 44.
Tempel 44 en de zon breekt door
De wolken verdwijnen en de zon komt door. Wat kan het weer hier snel veranderen! In tempel 44 neem ik lekker de tijd om mijn ritueel te doen. Het is een mooie serene tempel met prachtige beelden en van die reuzen-touw-sandalen bij de poort. Bij het daishi-altaar kan ik geen wierookschaal vinden. Dat is vreemd, blijkbaar zie ik iets over het hoofd. Dan maar improviseren en bij het hoofdaltaar een extra setje aansteken.
O-settai water
Nadat ik mijn nokyocho had laten kalligraferen en stempelen, krijg ik een flesje water van een andere (auto-) pelgrim. Hij is zo snel weg, dat ik hem niet eens een osame-fuda terug kan geven. Jammer dat het contact soms zo vluchtig is. Als ik de tempel uit ga, fotografeer ik twee dames die voor me op weg gaan. Prachtig om te zien hoe zij de zon tegemoet lopen.
Toch de pas over
Bij de nokyocho-office geven ze aan dat de Tōnomidō-pas prima begaanbaar is. Het alternatief was een stuk zuidelijker wandelen langs een weg of gebruikmaken van de tunnels. De beklimming gaat goed, de paden richting de 623 meter zijn vrij. De bossen zijn prachtig, fris en helder van de regen en mooi belicht door de zon. Wel stroomt er her en der water over de paden van de berg af. Het klimmen over de paden die zo af en toe onder water staan, gaat prima.
Afdalen en dan…
Na de klim volgt de afdaling. Tijdens die afdeling kom ik op een steile helling van 60 graden met een smal paadje van misschien twee voeten breed. Daar loop ik op. Zo af en toe staan langs dat pad van die prachtige bomen die steil omhoog groeien. Ik geniet met volle teugen van de natuur om me heen.
Glij ik uit…
Op een uitstekende wortel slipt mijn linkerschoen. Daardoor schiet mijn been naar voren en door die beweging zwaait mijn rugzak in dezelfde beweging mee en draait naar rechts. Mijn 12 kilo aan bagage versterkt de slingerbeweging en door die slingerbeweging draai ik zo van het pad af en val het ravijn in. De helling is zo steil, dat ik mezelf niet op kan vangen door opzij te stappen. Ik val.
Ik worstel en kom boven
Het enige wat ik tijdens de val kan doen, is me vastgrijpen aan de lage bosjes die langs mijn ogen flitsen. Ik grijp ze vast en daarmee vang mijn val op met als resultaat dat ik ondersteboven aan die bosjes hang. Mijn linkerbeen wijst naar de hemel, mijn rechterbeen steekt horizontaal. De rugzak trekt aan me, want die wil naar beneden. Gelukkig houdt de begroeiing mijn gewicht. Terwijl ik ondersteboven hang, richt ik een angstige blik naar beneden en dat leert me dat ik een val niet zal overleven. Als ik nu loslaat, dan ga ik minimaal 50m recht naar beneden en eindig tegen een boom.
De dag dat ik van de berg val: terug op het pad
Ik weet nog steeds niet waar ik de kracht vandaan haal, maar het lukt me om me op te trekken. Mijn eerste zorg is om mijn benen onder me te krijgen. Mijn linkerbeen beweeg ik van omhoog naar horizontaal. Daardoor kan ik mijn rechterbeen vrijmaken en onder me zetten. De bosjes blijken net genoeg houvast te bieden om op te staan. Terwijl ik mijn tweede been onder me breng, voel ik de takjes echter breken. Zo snel als ik kan en zo beheerst als mogelijk klim ik omhoog. Met een stap of vijf kom ik op de hoogte van het pad. Er is geen weg meer terug; na iedere stap voel ik dat de bosjes kapotgaan, geen steun meer bieden. Ik moet het pad weer op of ik val.
Mijn kongozue wacht op me
Met een forse inspanning hijs ik me terug op het pad. Wat voelt het goed om weer gewoon te staan. En dan blijkt mijn kongozue gewoon op het pad te liggen! Die heb ik blijkbaar losgelaten tijdens de val. Kobo Daishi ligt dus trouw op me te wachten tot ik me weer meld. Samen dalen we het pad weer af.
En dan zie ik een henro uit de tunnel komen
Na een paar honderd meter is er een plek naast de weg, waar ik even de wondjes aan mijn vingers verzorg. Aan de overkant van de weg zie ik een Japanse pelgrim lopen. Hij groette me vriendelijk en loopt de tunnel in. Als ik gevallen was, had het zo maar dagen kunnen duren voordat iemand het pad overging en mijn stok had zien liggen…
Veilig aangekomen bij Hacchozaka
Na een kilometer of twee kom ik aan in het dorpje waar ik overnacht. In een parkje wil ik even wachten, omdat ik niet te vroeg wil zijn. Daar glij ik uit op een met mos begroeid trapje. Dat is twee keer een valpartij op één dag. Ik ben benieuwd hoe gekneusd ik ben na vandaag. De gastheer van Hacchozaka ontvangt me heel vriendelijk. Ik kan er ’s avonds eten en hij wil me graag helpen met plannen.
Mooie hotelkamer
Ik heb een prima hotelkamer, helaas zonder bereik op mijn telefoon. Het bed is westers, dat is voor de verandering best fijn. En ik neem een heerlijk bad, geniet van de warmte op mijn gegeselde lijf. Om zes uur kan ik aanschuiven in het restaurant voor mijn diner. Mijn gastheer pakt uit met heerlijke gerechten, waaronder een sudderpannetje.
Een wederdienst
Als ik hem vraag of hij me kan helpen met het regelen van de overnachting voor morgen, kan ik iets voor hem terugdoen. Hij heeft een vertaalapparaat, maar dat werkt niet. Ik gebruik voor lastiger vragen Google translate en laat hem zien hoe dat werkt op mijn telefoon. Als hij dat ziet, wil hij meteen weten welke talen er allemaal beschikbaar zijn en het uitproberen. En ja hoor, nu heeft zowel hij als zijn vrouw het op de mobiel staan. En ze kunnen zowaar ook Duits, Frans en Spaans vertalen. Zo kunnen ze de volgende gajin-henro nog beter te woord staan!
Op naar een volgende tsuyado
Ik besluit samen met Katja dat ik morgen wel een lekker stuk kan wandelen. Tempel 47 wordt het. Daar is ook weer een tsuyado mogelijk. Ik ga het gewoon proberen daar. Dus er hoeft niets geregeld te worden qua overnachting voor morgen. Ik besluit ook om in Matsuyama voor twee nachten een hotel te zoeken om een dagje bij te komen. Dat geeft me even rust.
Een rood gestempeld kamerscherm
De gastheer begeleid me ’s avonds op weg naar mijn kamer en laat me in een van de grote zalen een kamerscherm zien. Op dat scherm zijn de pagina’s van de nokyocho van de eigenaar van de zaak geplakt. Die zijn helemaal rood gestempeld. Hij heeft de henro met dat boek meer dan honderd keer gedaan. In deze zaal zal morgen de hoofdmonnik van tempel 47 ontvangen worden. Die is op weg naar tempel 45 en kom dan altijd langs.
Morgen wandelen zonder rugzak
Hij wijst me ook op de kluisjes die ze hebben. Daar kan ik morgen mijn rugzak in plaatsen, zodat ik een rondje langs tempel 45 kan maken zonder bepakking. Dat is fijn na zo’n enerverend avontuur op de dag dat ik van de berg val. Morgenochtend kan ik al om zes uur ontbijten. Daar ben ik blij mee, want dan heb ik alle tijd om naar tempel 45 te wandelen.