3 oktober 2019 – Na een goede nacht ben ik bijtijds wakker. Ik kijk het nieuws terwijl ik mijn spullen bij elkaar zoek. Vandaag trekken buien langs. Dat is normaal als een tyfoon is langsgetrokken. Ik ben benieuwd hoe nat ik ga worden. Mijn doel van vandaag is een Ryokan aan de voet van de berg waarop tempel 65 en 66 liggen. Dat betekent dat ik weer een dagje langs route <11> loop.
Ontbijt ‘bij de buren’
Eerst moet ik zien dat ik een ontbijtje scoor. In het hotel zelf is niets te krijgen. Ik check rond zes uur uit en neem afscheid. Wat mij betreft kan het hotel weer dicht om straks om vier uur weer open te gaan. Ik volg de route en haal wat te eten bij een konbini langs de weg. Daarna vervolg ik mijn pad. En dat pad leidt me de ene keer een stuk langs route <11> en de andere keer via parallel-weggetjes die gelukkig een stuk rustiger zijn. Die afwisseling is fijn, merk ik.
Langs bij Enme-ji, een Bekkaku
Als afwisseling op de route bezoek ik een Bekkaku, één van de extra tempels die gelieerd zijn aan de route. [In 2024 besluit ik alle Bekkaku te bezoeken; ik hoop daar later meer over te schrijven]. Dit is een overzichtelijke tempel, met een indrukwekkende boomstam die onder een prachtig afdak ligt. Die boom moet uit de tijd van Kobo Daishi stammen en ziet er zeker zo oud uit. Het is de bedoeling dat je hier binnen het ritueel uitvoert. Naast de nokyocho-office is de daishi-dou. Daar zit de monnik van dienst, zodat hij kan zien dat je netjes de hartsoetra hebt opgezegd voordat je vraagt om de stempels. Dat doe ik hier niet; ik heb eenvoudigweg geen plek in mijn boek voor al die extra stempels.
En weer verder
Hoewel het vochtig is en er prachtige wolkenformaties langstrekken, valt er vandaag geen regen. Dat maakt het een makkelijke wandeling. Ik schiet hard op. De hoge luchtvochtigheid maakt wel dat ik regelmatig even in een konbini ga zitten om te genieten van de airco. Als ik bij een ervan naar het toilet ga, merk ik dat de wc-bril daar nog steeds verwarmd wordt. Dat geeft een erg klef gevoel. Ik ben gewoon blij dat ik op kan staan. Als ik even later bij mijn henro-spullen terugkom, zit er een Japanse heer naast me. Hij spreekt me aan in het Engels.
Locatiescout voor een minshuku
Na onze kennismaking checkt hij of ik een wandelende henro ben. Hij is namelijk op zoek naar henro om met hen te praten over het vestigen van een Minshuku. Zijn opdrachtgever komt uit Tokyo, en heeft een huis op het oog. Aan mij de vraag of ik bereid ben met hem te gaan kijken bij dat huis. Ik wordt locatiescout voor een minshuku. Omdat ik toch tijd over heb vandaag, stem ik in. Samen wandelen we naar zijn auto.
Een Japanse auto waarin geleefd wordt
Voordat ik in kan stappen, moet de bijrijdersstoel vrijgemaakt worden van allemaal mappen en restanten van konbini-maaltijden. Mijn rugzak kan op een stapel op de achterbank. Nadat ik me geïnstalleerd heb en veilig de gordel draag, gaan we op weg. Hij rijdt een stukje verder langs wegnummer <11> en dan slaan we af. Via een parallelweg komen we aan bij een klein ‘dorpje’ met huizen. Bij een daarvan stoppen we.
Locatiescout voor een minshuku: is het woonhuis geschikt?
Het huis waar we nu voor staan is een ‘modern’ gebouw. Als locatiescout voor een minshuku schat ik in dat het ergens in de jaren tachtig is gebouwd. Er staan twee auto’s in de voortuin, die daardoor wel fors aan charme heeft ingeboet. We gaan naar binnen en trekken onze schoenen uit. Een hal met een prachtige houten vloer leidt ons het huis in. We komen bij een hal met een enorme vide en een hardhouten trap naar de eerste verdieping.
Kennismaking met de oude eigenaar
We wandelen door tot we op een bank een oude man zien zitten. Mijn begeleider buigt diep om zijn respect te tonen en gaat het gesprek aan. Het huis blijkt van de oude man te zijn, die door zijn kinderen naar Tokyo verhuisd gaat worden, zodat hij dichter bij hen woont. Dat lijkt me een goed idee, want aan de rommel te zien die hij om zich heen heeft verzameld, lijkt hij op de bank te wonen.
Tja, wat vind ik ervan?
Met mijn begeleider als tolk praat ik wat met de oude heer. Hij lijkt onder de indruk van het feit dat een oranda-jin als aruiki-henro alle 88 tempels bezoekt. Beleefd hoor ik hem aan, maar versta geen woord van wat hij zegt. Ook mijn tolk heeft moeite met het gebabbel van de man. Hij lijkt verward en mompelt erg binnensmonds. Na een beleefd gesprek, krijgen we toestemming om even rond te kijken. We bezichtigen de keuken, badkamer, woonkamer en slaapkamer beneden en gaan dan ook boven even kijken naar de twee slaapkamers die daar zijn. Mijn begeleider geeft aan dat ze het huis op willen delen in vier kamers voor gasten en een verblijf voor de host/ uitbater. Dat lijkt me een uitdaging, maar hij geeft aan dat het kan.
Terug naar de konbini
Als we alles gezien hebben, vraagt hij of ik van hieraf verder wil wandelen of dat hij me terug zal brengen naar de konbini waar hij me heeft opgehaald. Ik kies voor dat laatste, omdat ik bij voorkeur alles wandel. In de auto wegen we de voor- en nadelen af. Hij gebruikt me echt als locatiescout voor een minshuku. Ik geef aan dat de locatie niet helemaal optimaal is voor het aanlopen van tempel 65 en 66, maar dat het wellicht voor pelgrims met de auto wel een goede plek is. Hij geeft aan dat hij dat aan de beoogde nieuwe eigenaar door zal geven.
En weer verder wandelen
In de konbini trakteert hij me op een koffie en wat zoetigheid, waarna we afscheid nemen. Ik ga weer op pad na een leuke afleiding van anderhalf uur. En zelfs na de onderbreking kom ik te vroeg aan in Shikoku-chuo. Ik besluit een rondje te wandelen, daarbij een supermarkt te bezoeken en boodschappen te doen. Morgen is een bergetappe zonder konbini. Ik sla een grote fles van twee liter Aquarius in, die nauwelijks meer kost dan een halve liter in een konbini, verder wat mondvoorraad en lunch. Als ik terug wandel richting de ryokan, kom ik langs een banketbakkerij. De taartjes zijn zo verleidelijk, dat ik naar binnen ga, koffie en taart bestel en even lekker geniet. Ik krijg als osetai koude groene thee en een bonbonnetje erbij. Wat zijn er toch veel lieve mensen op Shikoku.
Ryokan Onaru-so
Het kost me even moeite de ryokan te vinden. Gelukkig word ik geholpen door een dame die bezig is haar ramen te lappen. Ze wijst me waar ik op de bel kan drukken en laat me dan achter in handen van de hostess van de ryokan. Zij ontfermt zich over mijn boodschappen, die mogen in de koelkast, en geeft aan gratis mijn was te willen doen: o-setai! Ik moet even snel mijn spullen in mijn kamer zetten en kan dan direct gebruik maken van de badkamer. Om 18:00 staat het eten klaar. Na deze waterval van woorden in het Japans merk ik dat ik dit keer alles kon volgen. Ik ga het nog wel leren deze trip.
Rust en voorbereiding
De gastvrouw wil ook wel even voor me bellen naar mijn volgende overnachtingsplek. Dat wordt Minshuku Aozora-ya, net na tempel 66. Ik mag even in de keuken blijven zitten, want we gaan bijna eten. Dan schuift een Japans stel aan en komt het eten. Tijdens het eten praat ik even met hen. Ze spreken redelijk Engels en willen weten hoe ver ik gewandeld heb vandaag. Als ik aangeeft 27km gewandeld te hebben, vallen ze stil. Zij kunnen maximaal 15 a 20 km per dag aan. Dit keer waren ze gestart met tempel 41 en moesten ‘alleen’ nog naar tempel 65. Het stuk in Kagawa hadden ze al eerder gedaan.
Via via weer in contact met Geertje
Als ik naar mijn kamer ga, kom ik een jonge henro tegen die hier alleen slaapt. Hij vertelt dat hij een andere Oranda-jin was tegengekomen. Dat blijkt Geertje te zijn, die ik dag 4 voor het eerst ontmoette. Ze is hier ook ergens in de buurt. In mijn kamer pak ik mijn telefoon en via Messenger leg ik contact met haar. We spreken af elkaar op te zoeken rond tempel 75. Daar heeft zij een hotel geboekt en kan ik ook terecht. Dat is een leuk vooruitzicht!
Morgen weer de bergen in
Morgen staat in het teken van een forse klim en een kleine afdaling. Ik hoop dat het vanmiddag droog blijft, want morgen moet ik de bergen over. Daarna ga ik door naar de laatste prefectuur; Kagawa! Op de grens ligt tempel 66, Unpenji, op ‘maar’ 900m hoogte!